“Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld zult gij verdrukking hebben;
maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen.”
Johannes 16:33
In het aangezicht van de vijand
Afghanistan. Een land, dat door zijn jarenlange oorlog ontzaglijk veel leed gedragen heeft. Sinds de Taliban in 1996 de macht genomen heeft, slinkt de hoop op een vreedzame en democratische samenleving voor de vele etnische minderheden in het land.
De extreme islamitische standpunten van de Taliban hebben ertoe geleid dat ongeveer 70% van de mannen en ongeveer 90% van de vrouwen analfabeet is.
De vooruitgang in het onderwijs en de economie is tot stilstand gekomen. In plaats daarvan houden dodelijke aanvallen op burgers, de bevolking in angst en terreur. Naar aanleiding van de terreuraanslagen in de VS, werd het Taliban-regime omvergeworpen in de grotendeels door de VS geleide oorlog tegen het terrorisme. Sinds 2004 is het land een islamitische republiek.
Het doel was om de Taliban onschadelijk te maken, maar dit is niet gelukt. De haat van de extremisten uit zich in het ontvoeren en het vermoorden van westerse mensen, evenals in het tal van aanslagen onder de burgerbevolking. Christendom wordt op geen enkele wijze getolereerd. Een openbare christelijke belijdenis staat gelijk aan zelfmoord.
Is er goed nieuws voor de Afghanen?
Heeft God dit land verworpen en overgegeven aan de ondergang? Daar waar voor ons mensen de enige hoop verdwijnt, is God nog niet klaar. De triomf van het Evangelie houdt ook voor de Afghanen niet op.
God bouwt Zijn Kerk, ook in dit land. Sinds 2010 mogen we een aantal broeders en zusters en in het bijzonder een gezin, ondersteunen die als moedige boodschappers van het Evangelie door God gebruikt worden.
Het contact leggen met mensen doen ze door computer- en naailes te geven en door medische en humanitaire hulp te bieden.
In persoonlijke gesprekken wordt het dan vaak mogelijk om heen te wijzen op het doel van God met de mens. Als het zaad van Gods Woord in vruchtbare grond valt, begint het te ontkiemen. Er zijn kleine huisgemeenten ontstaan. De broeders die deze bijeenkomsten leiden staan in nauw contact met elkaar.
Samen met een zendeling zetten wij ons ervoor in dat deze broeders onderwezen worden in het Woord van God en hierdoor in het geloof gesterkt worden. Om deze mensen niet onnodig in groot gevaar te brengen, is er grote voorzichtigheid geboden. We moeten in onze publicatie hier zorgvuldig mee omgaan.
We willen u vragen dit werk op te dragen in het gebed.
God bereikt Zijn doel
Het volgende voorbeeld laat zien hoe God Zijn gemeente bouwt ondanks de grootste hindernissen.
Een jong echtpaar met twee zoontjes moest uit Afghanistan vluchten, omdat ze als christenen vervolgd werden. Toen ze in Pakistan hun heil zochten, werden ze het slachtoffer van een moordcomplot. Op wonderlijke wijze wisten de kinderen te ontvluchten. Ze waren echter aan zichzelf overgelaten en ze groeiden in Pakistan op straat op. Hoewel ze wisten dat hun ouders christen waren, wisten ze zelf maar heel weinig over God.
In de hoop op een beter leven vluchtten ze op volwassen leeftijd naar Europa. Daar kwamen ze in aanraking met christenen die hen het Evangelie uitlegden. God werkte in hun harten. Ze ontdekten dat ze zondaren waren, beleden hun zonde en schuld en ontvingen vergeving in Jezus Christus. Een christelijke gemeente ontfermde zich over hen en onderwees hen in het geloof. Het leek erop alsof God met hen Zijn doel had bereikt, maar het liep anders.
Een verblijfsvergunning werd hen geweigerd en alle inspanningen van medechristenen konden niet voorkomen dat de twee jongemannen teruggestuurd werden naar Afghanistan.
Ze vroegen zich af waarom God hen naar dat land had gestuurd. Ze waren er weliswaar geboren, maar de langste tijd van hun leven hadden ze in Pakistan doorgebracht. Zelfs de officiële Afghaanse taal beheersten ze nauwelijks. Alles was zo vreemd en bedreigend.
God echter, de Vader van alle wezen, zorgde ervoor dat Afghaanse christenen zich over de broers ontfermden en voor hen zorgden. Binnen korte tijd leerden ze de taal en begrepen ze steeds meer van de cultuur. Er groeide al snel een liefde tot hun volk. Ze konden niet meer werkeloos toezien hoe hun landgenoten door de duisternis van de zonde verloren gingen. Nu werken de broers als evangelisten in Afghanistan en Pakistan. Ze mogen zeker weten dat het God was die Zijn raad aan hen volvoerde.
Beste zendingsvrienden, God gebruikte een lange en moeilijke weg om deze mannen rijp te maken voor het verkondigen van het Evangelie. Dit rijpingsproces gaf de broers echter ruggengraat, ook in moeilijke tijden. Hoe wonderlijk zijn Gods wegen. Hij bereikt Zijn doel!
Laten wij voor deze broeders in Afghanistan bidden dat zij hun leven en het werk in Zijn Koninkrijk steeds aan Hem mogen overgeven.